Direct naar artikelinhoud

Staande ovaties en bravo’s na de ‘Matthäus-Passion’, kan dat wel?

Leestijd 3 min

Afgelopen vrijdag gebeurde het in het Concertgebouw. Bij de uitvoering van Bachs Matthäus-Passion door het Concertgebouworkest onder leiding van de Italiaan Riccardo Minasi. Na de aria Erbarme dich begon iemand enthousiast te klappen. Een of twee anderen vielen eventjes schoorvoetend bij, maar het applaus werd alras in de kiem gesmoord nog voor het de andere rijen had bereikt.

Sssssttt!

Ik zat ver verwijderd van de plek waar het gebeurde, dus ik heb het niet kunnen horen, maar wellicht reageerde iemand in de buurt verstoord of geschrokken met een fel sissend ‘Sssssttt!’. Want klappen na een aria in een passie van Bach – dat is not done. Toch? Dat plotse geklap komt misschien door het feit dat Erbarme dich de laatste jaren tot tophit van de Matthäus-Passion is gebombardeerd. Altijd maar weer dat Erbarme dich, in een bewerking of als origineel. Het gaat in interviews of gesprekken over de Matthäus-Passion heel vaak over juist die aria.

Dus misschien dat het klappen erna een soort pavlovreactie was. Zo van: ‘Oh, maar dat stuk ken ik heel goed – zo mooi! Ik ga klappen’. De vloek van de populariteit van Erbarme dich, verworden tot music for the millions.

Maestro Minasi liet de solisten één voor één opstaan

Maar er was meer aan de hand op deze vrijdagavond. Aan het slot liet maestro Minasi de solisten in het Concertgebouw één voor één opstaan om applaus te halen. Alsof de Evangelist, Christus en alle andere solisten voor het doek kwamen na een opera waarin ze net de longen uit hun lijf hadden geschreeuwd. En de mensen in de zaal reageerden navenant: euforische bravo’s of brava’s voor de zangers die hen waren bevallen, wat magerder applaus voor degenen die in hun oren waren tegengevallen.

Het was voor het eerst dat ik dit meemaakte. Misschien kwam het door de heerlijke onbevangenheid van Minasi, die de Matthäus-Passion voor het allereerst in zijn carrière dirigeerde. Minasi had gelukkig geen notie van ‘hoe heurt het eigenlijk in Nederland’. Mij bereikten berichten dat het bij de uitvoering van de Nederlandse Bachvereniging in de Grote Kerk van Naarden dit weekend niet veel anders was gegaan. Staande ovaties, langdurig applaus, solisten die steeds opnieuw opkwamen om het applaus in ontvangst te nemen.

Alleen de kerkklokken klinken na afloop, super sereen

Hoe het ‘heurt’, dat is aan het verschuiven. Enthousiast applaus en staande ovaties zijn al een tijdje ingeburgerd na uitvoeringen van Bachs passies. Vroeger bleef het uit respect ijzig stil. En nog steeds zijn er plekken in Nederland waar dat een ongeschreven wet is. Bij de uitvoeringen van Bachkoor Holland onder leiding van Gijs Leenaars, samen met het Concertgebouw Kamerorkest bijvoorbeeld. Aanstaande Witte Donderdag en Goede Vrijdag in de Nieuwe Kerk in Delft. Ik kreeg er maandag een mailtje over. Als extra aanbeveling stond erbij: ‘Er wordt niet geapplaudisseerd na afloop. Dan klinken alleen de kerkklokken. Super sereen’.

De ascetische, Nederlandse barokpionier Gustav Leonhardt (1928-2012) was er altijd heel stellig in. Als hij de passies van Bach uitvoerde, deelde hij het publiek vooraf mee dat klappen na afloop absoluut niet de bedoeling was. Of hij nou in een kerk concerteerde of in een concertzaal. Later breidde Leonhardt dat verzoek uit – ook als hij cantates van Bach uitvoerde, legde hij het publiek een klapverbod op.

Met alle respect, dat vind ik belachelijk

Ik sprak ooit over Leonhardts houding met operaregisseur Pierre Audi toen die een productie van de opera Saint François d’Assise aan het voorbereiden was. Een uiterst stichtelijke opera van de diep-gelovige katholieke componist Olivier Messiaen. Ik vroeg Audi of Messiaens opera ook niet dicht in de buurt van een eredienst kwam. Zijn reactie sprak boekdelen: ‘Vroeg Leonhardt dat aan het publiek? Met alle respect: dat vind ik belachelijk. Er kan in de concertzaal toch niet van je verlangd worden dat je gelovig wordt? Je gaat in een museum toch niet knielen voor religieuze kunst?’

En zo is het. Bach schreef een tijdloos werk, dat de eeuwen overleefde. In zijn eigen tijd werd in de Thomaskirche natuurlijk ook niet geklapt. Maar wij leven in 2025, wij zitten niet bij een eredienst in Leipzig. We hebben zelfs al geënsceneerde voorstellingen van beide passies kunnen zien, in het operatheater. Bach zou er van opgekeken hebben. Maar als zijn muziek nu enthousiasme teweegbrengt, waarom zouden we dan niet klappen? Wat is daar nou erg aan?

Peter van der Lint schrijft iedere week met aanstekelijk enthousiasme over de wereld van de klassieke muziek. Lees zijn columns hier terug.

Help ons door uw ervaring te delen: