Direct naar artikelinhoud

Mario Vargas Llosa (1936-2025), de linkse schrijver die rechts werd en over een ongekend lange adem bleek te beschikken

De Peruaanse schrijver Mario Vargas Llosa schreef op genadeloze wijze over machismo, racisme, corruptie, armoede, analfabetisme, militarisme, dictatuur in Latijns-Amerika. Zondag overleed de Nobelprijswinnaar en voormalig presidentskandidaat op 89-jarige leeftijd.

Leestijd 4 min
Mario Vargas Llosa in 2006.
Mario Vargas Llosa in 2006.Foto Getty

Na het overlijden van Carlos Fuentes in 2012 en van Gabriel García Márquez in 2014 was Mario Vargas Llosa (1936) de laatste nog levende auteur van de zogenaamde boom-generatie, de groep schrijvers die de Spaans-Amerikaanse literatuur in de jaren zestig op de wereldkaart zette. De Peruaanse schrijver was het jonkie van het stel, maar hoorde er meteen helemaal bij dankzij de drie monumentale romans die hij in het decennium van de grote doorbraak publiceerde: De stad en de honden (1963), Het groene huis (1966) en Gesprek in De Kathedraal (1969).

In elk daarvan legde hij op genadeloze wijze de kwalen van de Peruaanse samenleving bloot: machismo, racisme, corruptie, armoede, analfabetisme, militarisme, dictatuur. Het was een beeld waarin ook de rest van Latijns-Amerika kon worden herkend. Mario Vargas Llosa overleed zondag op 89-jarige leeftijd.

Madame Bovary als voorbeeld

Vargas Llosa heeft er nooit een geheim van gemaakt dat de wortels van zijn werk in het realisme van de 19de eeuw liggen. Als zijn favoriete boek noemde hij vaak Madame Bovary, waarover hij in 1975 een bevlogen studie publiceerde onder de pakkende titel De eeuwigdurende orgie. Opmerkelijk was dat hij Flauberts roman niet in de eerste plaats zag als een spiegel van de werkelijkheid, maar als een constructie. Die opvatting zien we terug in zijn romans, die opvallen door de grote diversiteit aan complexe vertelvormen en -technieken.

Zijn taalgebruik is daarentegen opvallend rechttoe rechtaan, zeker in vergelijking met de bloemrijke taal van Gabriel García Márquez en Carlos Fuentes. Van Flaubert leerde Vargas Llosa zo min mogelijk bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken. Ook met beeldspraak was Vargas Llosa zuinig, terwijl het magisch realisme – hét stereotype van de Latijns Amerikaanse literatuur – wel het laatste hokje is waarin zijn werk zich laat proppen.

Volgens sommigen heeft Vargas Llosa de romans uit de jaren zestig nooit meer weten te overtreffen. Die opvatting doet de vele romans die zouden volgen tekort. Keer op keer verlegde hij de grenzen van zijn schrijverschap. Zo doorspekte hij zijn vierde roman Pantaleón (1973), over een bizar bureaucratisch project dat de seksuele honger van Peruaanse militairen in de jungle tot bedaren moest brengen, met een element dat tot dan toe schitterde door afwezigheid: humor.

Ook in Tante Julia en meneer de schrijver (1977) valt veel te lachen, maar nieuw is het hoge autobiografische gehalte in dit verhaal van een beginnende schrijver die met zijn tante trouwt.

Tussen fictie en autobiografie

In de schitterende roman De geschiedenis van Alejandro Mayta (1984) is het postmodernistische spel tussen fictie en autobiografie ernstiger van inzet. Aan het woord is een schrijver die als twee druppels water lijkt op Vargas Llosa en die onderzoek doet naar de poging van een handjevol links-radicalen om in een uithoek van de Andes een opstand te ontketenen die tot een revolutie in heel Peru had moeten leiden. Niet toevallig situeert Vargas Llosa deze (fictieve) opstand in 1958, een jaar voor de Cubaanse Revolutie, destijds het lichtend voorbeeld voor de toekomst van Latijns-Amerika.

De oorlog van het einde van de wereld (1981), een ander hoogtepunt, bleef binnen de lijnen van de historische werkelijkheid. Dit epische werk over een religieuze sekte in een uithoek van Brazilië die dreigde uit te groeien tot een staat in een staat, viel niet alleen op vanwege zijn enorme omvang, maar ook omdat het Vargas Llosa’s eerste roman is die zich buiten Peru afspeelt. Verschillende andere zouden nog volgen.

In Lof van de stiefmoeder (1988) hield de schrijver het juist klein en speels. In dit superieure divertimento geeft hij een inkijkje in het volgens vaste rituelen georganiseerde liefdesleven van een bourgeoisstel uit Lima waarin het engelachtige stiefzoontje van de vrouw eveneens een rol speelt.

Presidentskandidaat in Peru

Eind jaren tachtig brak Vargas Llosa met zijn stellige overtuiging dat een schrijver zich niet met de politiek moest inlaten door zich kandidaat te stellen voor het presidentschap van Peru. Tegen de verwachtingen in verloor hij in 1990 de verkiezingen van outsider Alberto Fujimori. In de memoires De vis in het water (1993) deed hij niet alleen verslag van deze teleurstellende ervaring, maar keek hij ook terug op zijn leven voordat hij schrijver werd.

Inmiddels waren Vargas Llosa’s politieke ideeën radicaal veranderd: van uitgesproken links naar liberaal rechts. Verdedigde hij in de jaren zestig nog vurig de Cubaanse revolutie, in de decennia daarna zou hij het regime van Fidel Castro omschrijven als een linkse dictatuur. Margaret Thatcher werd zijn nieuwe voorbeeld. Maar zijn romans bleven gevrijwaard van al te expliciete politieke boodschappen.

Mario Vargas Llosa en zijn echtgenote Patricia Llosa in 1967.AFP

Een nieuw hoogtepunt was Het feest van de Bok (2000), een ijzingwekkend portret van de ruim dertig jaar dat dictator Rafael Trujillo de scepter zwaaide in de Dominicaanse Republiek. De roman werd door Spaanse critici uitverkoren tot een van de belangrijkste Spaanstalige romans van de 21ste eeuw en dat zegt veel over de lange adem van Vargas Llosa’s schrijverschap.

Nobelprijs voor de Literatuur

In 2010 ontving de schrijver – die inmiddels ook de Spaanse nationaliteit had gekregen – de Nobelprijs voor Literatuur voor zijn ‘kaarttekeningen van machtsstructuren’ en zijn ‘scherpzinnige beelden van het verzet, de opstand en de nederlaag van het individu’. Ook daarna bleef hij romans schrijven die ertoe deden, zoals Bittere tijden (2019), over de kwalijke rol van de Amerikanen bij het omverwerpen van het vooruitstrevende regime van de pragmatische president Jacobo Árbenz, die in de jaren vijftig Guatemala probeerde om te vormen tot een moderne, kapitalistische democratie.

In 2023 verscheen nog Ik draag mijn stilte op aan jou, waarin hij al aankondigde dat het zijn laatste roman zou zijn. Aan het eind van dat jaar stopte Vargas Llosa ook met zijn column in de Spaanse krant El País, die hij 33 jaar lang had geschreven.

Vargas Llosa is vooral bekend geworden als romanschrijver, maar hij heeft ook een tiental toneelstukken en duizenden artikelen, essays en lezingen over politiek, kunst, literatuur en filosofie op zijn naam staan. En behalve de al genoemde studie over Flaubert schreef hij ook boeken over Gabriel García Márquez, José María Arguedas, Juan Carlos Onetti en Victor Hugo. Want ook dat kon hij als de beste: andere auteurs bewonderen en eigenzinnige, bevlogen studies over hun werk schrijven.

Help ons door uw ervaring te delen: