/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2F0wKgSKuMEpabXr1744369638.jpg)
Op de foto: Jaap Schut van Rock-Art: ‘Ik zou zo graagécht mijn vleugels uit-slaan.’
RockArt in Hoek van Holland doet denken aan die magische tent van Harry Potter. De bescheiden buitenkant verraadt niet wat een schatkamer binnen op de muziekfan wacht. Wie binnenstapt bij RockArt valt van de ene verbazing in de andere. Allereerst is de presentatie piekfijn verzorgd. De vele instrumenten, outfits en objecten staan in mooie vitrines en creatieve opstellingen. Alleen al de selectie design hifi-apparatuur is om van te watertanden. Er is een klassieke luisterbar zoals je die vroeger in menig platenzaak vond en overal staan platenbakken om in te grasduinen. En dan de vrijwilligers. Zet ze bij elkaar en je hebt een team muziekkenners waarmee je elke pubquiz wint.
Twee dagen voordat het bezoek aan RockArt gepland staat, overleed Rob de Nijs. Zou het museum dat nog op een of andere manier memoreren? Absoluut, blijkt. Een volle vitrine toont de veelzijdigheid van de collectie. ‘Zoiets gaat eigenlijk vanzelf,’ legt directeur Jaap Schut uit. ‘Ik doe al dertig jaar niks anders, hè? Dan weet je wat je nodig hebt. Dus dat formulier, dat singletje, en had ik ook nog niet een picturedisc? Je weet dat zijn band Rob de Nijs en de Lords was, maar ook dat hij daarvóór bij de Apron Strings zat. Dus dan duik ik ook in de plakboeken van Jan de Hont van ZZ en de Maskers, want die kwamen daar weer uit voort.’
Pittige jaren
Je merkt het niet direct aan hem, maar Jaap Schut (63) heeft pittige jaren achter de rug. Vooral 2020 was een annus horribilis: hij kreeg een hartinfarct, een bloedprop en werd ook nog opgenomen met corona. Het jaar daarop werd er kanker bij hem vastgesteld, wat leidde tot een stamceltransplantatie. Toch vertelt hij vooral hoe vreselijk het was dat een net volledig ingerichte tentoonstelling over het Eurovisiesongfestival dat jaar niet door kon gaan.

Maar RockArt overleefde de pandemie en ook Jaap oogt energiek. Wat heet, weinig Nederlanders zullen zo bevlogen over muziekcultuur praten als de geboren Westlander. ‘Voor iemand met zo’n staat van dienst als Rob de Nijs is eigenlijk iedere ruimte te klein. Voor je het weet, ben je een complete tentoonstelling aan het maken. Dan heb ik hier niet de armslag die ik zo graag zou willen. En dat is jammer, want ik zou zo graag echt mijn vleugels uitslaan. Nederland z’n erfgoed willen tonen door de complete popgeschiedenis te laten zien.’
Het is de kracht én de beperking van RockArt in een notendop. Een verbluffende collectie van tachtig jaar Nederlandse muziekgeschiedenis, in dertig jaar tijd opgebouwd met een aan obsessie grenzende passie. Er is feitelijk geen artiest van naam van wie niet een onderscheiding, instrument, document of kledingstuk is opgeborgen in de verschillende depots van het museum. Schut kan er tot in de verre toekomst mooie tentoonstellingen mee maken. Alleen de vierkante meters, die zijn schaars voor RockArt. Pogingen het museum onder te brengen in een grotere behuizing in Den Haag, Scheveningen of het Westland liepen steeds op teleurstellingen uit. Het heeft Schut een fikse afkeer voor bureaucratie en regelgeving opgeleverd.
Barry Hay
Tussen een 78 toeren-jukebox (‘gekocht toen ik een 78 toerenplaat van Spring maar achterop vond’) en een vitrine met de Venus-gitaar van Robbie van Leeuwen in, vertelt Jaap nog een keer hoe het allemaal begon. Met die ene gouden plaat van Golden Earring. ‘Ik kom uit de renovatie- en restauratiewereld, en we waren een keer in de Heemskerkstraat in Den Haag in de weer.
Het is zeven uur ’s ochtends en mijn jongens klimmen het dak op, radio aan. Komt er een ietwat verwilderd persoon aangerend of het ietsje zachter mag. Barry Hay, net terug van een optreden. Maar goed, toen hij subsidie voor stadsvernieuwing kreeg, stond meneer Hay op het antwoordapparaat. Zo leerden we elkaar kennen. Ik was al levenslang fan en zeg altijd: de Earring bestaat al net zo lang als ik oud ben. We hebben toen zijn huis gerenoveerd en raakten bevriend. Zo kreeg ik mijn eerste gouden elpee, die hing jarenlang op de zaak.’
Toen Schut dertig jaar geleden stopte met zijn bedrijf wist hij al hoe hij zijn prepensioen wilde vullen: hij ging als een bezetene memorabilia uit de Nederlandse popgeschiedenis verzamelen. ‘Ik heb eerst tien jaar door het land gecrost, van muzikant naar muzikant. Reed ik helemaal naar Groningen om voor een dichte deur te staan: was de goede man vergeten dat ik zou komen. Maar de verzameling groeide en gaandeweg zei mijn lieftallige echtgenote Jacqueline: “Jaap, het is wel aardig, maar nu ligt het hier vol en liggen de zolders en schuurtjes van al onze vrienden en familie ook vol, en niemand wil jou hebben.” Ik vond dat het tijd werd dat er een nationaal popmuziekmuseum moest komen, maar ving overal bot. Toen zijn we het zelf gaan doen.’
‘Je bent misschien een miljoen keer op je bek gegaan, maar op een gegeven moment word je wel het aanspreekpunt’
Schut had bij zijn woning op een industrieterrein in Hoek van Holland nog een open ruimte, en vestigde daar zijn museum. Inmiddels is de woonfunctie ietwat in de verdrukking gekomen. ‘Eigenlijk hebben we nu geen huis meer. Ja, een gangpad naar een bed en een bankstel. Als mijn team wat nodig had, liepen ze naar boven en namen de tv mee omdat die in de zaal beneden kapot was. Kwamen we ’s avonds thuis, was de tv foetsie. En als de koffiepot stukging, werd ie van boven gehaald, zo is het jaren gegaan.’
Inmiddels is het wel tot de muziekwereld doorgedrongen dat als je een bijzonder voorwerp hebt, je toch eens met Schut moet gaan praten. ‘Dertig jaar je verhaal vertellen, dan ken je op een bepaald moment iedereen en kennen zij jou. Je bent misschien een miljoen keer op je bek gegaan, een miljoen keer verguisd, maar op een gegeven moment word je wel het aanspreekpunt. Dus kom het maar brengen, dan zoeken wij het wel uit.’
Een week eerder nog kreeg Schut een mailtje van een oudere dame uit Groningen. Haar man was ernstig ziek, had veel vinyl verzameld en wilde dat aan RockArt nalaten. ‘Ik zei: “Stuur wat foto’s.” Bleek het om zeker 30.000 singles en andere mooie items te gaan. Dan begin ik gelijk te organiseren. Want zo’n vracht is minimaal een trailer. Maar laat mij nou maar bepalen wat ik moet bewaren. Je mag er na al die jaren van uitgaan dat ik dat naar eer en geweten doe.’
Herman Brood
Er zijn wel regels aan donaties verbonden. Alleen originele objecten, dus geen namaak. En graag complete collecties of inboedels. ‘Geen afgekloven kluif. Jantje mag er niet eerst doorheen zijn gegaan. Ik vertel tegen de mensen eerlijk wat wij ermee doen. Er wordt geschift, er wordt gekeken. Onze eigen collectie wordt geüpgraded en de rest gaat in de verkoop, hier in de winkel. De opbrengst komt weer ten goede aan de stichting RockArt. Zo werkt het. Maar het moet wel fair play zijn, zo doe ik het ook. Wij worden niet het nationaal pakhuis, maar wij zijn echt wel het nationaal popmuseum. Dat staat hier dan misschien niet op de gevel, maar buiten Nederland gebruiken we die naam echt wel: Nationaal Popmuseum.’
Jaap mag graag vertellen dat er geen serieuze Nederlandse artiest is waar hij geen object van heeft. En dat is niet echt grootspraak. Van jurken van de Zangeres zonder Naam tot de Gretsch-gitaar van ’s lands allereerste jeugdidool Eddy Christiani: het zit in de collectie. ‘Bij producent Jaap Eggermont hebben we een paar weken geleden de 24 sporenmachine opgehaald waarop Stars on 45 is opgenomen. Met zoiets stijg je echt in aanzien in de muziekwereld. George Harrison en Brian May zijn op een Egmond-gitaar begonnen, een Nederlands merk. Die hebben we ook staan, inclusief de bijbehorende versterkers, superzeldzaam.’

Ondertussen moet Schut ruimte zien te maken voor nog eens twee serieuze collecties. Stichting Indorock hield de herinnering levend aan de vele beatbands met Indonesische roots, aanjagers van de rock-’n-roll in Nederland. En de sluiting van het Herman Brood Museum in Zwolle eerder dit jaar betekende dat ook die collectie (minus de schilderijen) een nieuw onderkomen zocht.
Tijd om door het museum te lopen. Met Schut als gids ben je dan wel even zoet. Dat reclamebord van muziekhuis Muzam? ‘De oudste platenwinkel van Nederland.’ Dat drumstel met die ovale basedrum? ‘Een Trixon, uit Duitsland. Mega zeldzaam, deze was van Electric Johnny and his Skyrockets uit Rotterdam.’

De huidige tentoonstelling viert zestig jaar Top 40. Een lastig onderwerp, want van vitrines vol Top 40-formulieren raakt niemand opgewonden. Hoe zeldzaam de vroegste exemplaren ook zijn. ‘Je maakt het interessant door creatief met die enorme collectie om te springen. Dan is alleen plaatjes neerleggen uit zestig jaar Top 40 niet genoeg. Ik gebruik de collectie om het aan te kleden. Muziek is emotie, beleving. Zeker als je het kan ondersteunen door objecten. Ik hoor weleens mensen zeggen: gaat het dan niet alleen maar over singletjes? Dan zeg ik: kom eens kijken. Dan zie je wat zestig of tachtig jaar geschiedenis van de popmuziek aan diversiteit heeft opgeleverd.’
Wijst naar een gouden plaat van Van Halen, met daarachter een poster van ene Ritchie Clark & The Ricochets. ‘Mensen denken dan snel dat zo’n plaat belangrijker is dan een poster, maar pas op. Want Ritchie Clark is gewoon Rudy Bennett en de Ricochets speelden in 1964 in het voorprogramma van de Rolling Stones in het Kurhaus. Met helemaal rechts op de foto Robbie van Leeuwen. Dus ja, dat mag je wel cultureel erfgoed noemen. Als zo’n poster een week ergens hing, was het lang, hè?’ Knipoogt. ‘Maar met die gouden Van Halen ben ik ook heel blij, hoor.’
‘Dat is toch onze nationale trots, Golden Earring. Waarom hebben we in Den Haag nog niet een monument voor ze?’
Prominent aanwezig in de collectie zijn de vele objecten die herinneren aan de glorietijd van zeezender Radio Veronica. RockArt staat vol scheepsmodellen en foto’s van de bekende dj’s, maar Jaaps collectie gaat veel dieper. Hij bezit onder meer de logboeken van de Borkum Riff en de Norderney, de twee zendschepen van Radio Veronica. Ze komen uit het familiearchief van Veronica-oprichter Bull Verweij dat hij kon overnemen.
Een deur door en we staan in een compleet ingerichte geluidsstudio. Het blijkt de originele Hilversumse landstudio van de zeezender te zijn. Niet iedereen weet dat de uitzendingen vanaf het piratenschip grotendeels aan wal werden opgenomen. ‘Dat waren tapes van 55 minuten die vervolgens naar de boot gingen. Het enige wat live aan boord werd opgenomen was het nieuws. Alleen als het heel mooi weer was en de zee blauw, zei Lex Harding weleens: “We gaan live radio maken aan boord.” De banden werden in een ton aan boord gehesen. Die staat ook in het museum. Als het stormde, konden er geen banden worden geleverd, en moest er geïmproviseerd worden. Ik heb weleens begrepen dat de kok dan ’s nachts de tape van een week eerder maar een beetje verknipte. Zat ik thuis naar de Top 40 te luisteren, en klopte de lijst helemaal niet.’

Freddy Mercury
Een andere hoeksteen van RockArt is de Golden Earring-collectie. Van George Kooymans’ B.C. Rich-gitaar uit de clip van When the Lady Smiles tot het koperen drumstel van Cesar Zuiderwijk, uniek in de wereld. De Westend-set van Freddy van der Hilst, de eerste drummer van The Golden Earrings, zoals de band tot 1969 heette, staat er trouwens ook. ‘Freddy begon in 1961 met het aankopen van de onderdelen en was in maart 1964 klaar. Een drumstel was toen een hoop geld, hè. Op een bepaald moment kwam hij hem brengen. “Jaap, ik heb alle rekeningen nog,” zegt ie. Dus de bedragen heb ik erbij gezet: in totaal 1126 gulden en 75 cent.’
Ook de flightcase waarin de Earring na een optreden het cash geld bewaarde, heeft een plekje gevonden. ‘Dat is toch onze nationale trots, Golden Earring. Waarom hebben we in Den Haag nog niet een monument voor ze?’
Jaap heeft er een voorschot op genomen door er alvast eentje te laten ontwerpen. Het schaalmodel toont hij in zijn museum. ‘Voor hen hoeft het niet, en al helemaal niet iets met hun koppen erop. Maar wij als land moeten dat doen, op het Malieveld. Gewoon een singlerek van 20 meter neerzetten. Hufterproof, met singlehoesjes van 4 bij 4. Zoiets wordt een bedevaartsoord. De Earring hebben niet alleen Den Haag, maar ook Nederland op de wereldkaart gezet met hun muziek. Ach, ik kan hier het hele museum vol zetten met Golden Earring.’

De ontbrekende schakel is de gouden single van Radar Love. Veel memorabilia kocht Jaap in een tijd dat het nog wel betaalbaar was. Maar de laatste tien jaar zijn de prijzen tot vaak absurde hoogten gestegen. Vorig jaar was de grote Freddy Mercury-veiling bij Sotheby’s in Londen. Daar bleek tussen de spullen ook een Popfoto Award te zitten, in 1977 uitgereikt aan Queen. Jaap was vastbesloten die terug te halen naar Nederland, en zat op het moment suprême klaar achter twee computers om een winnend bod te kunnen doen. ‘Dat plexiglas dingetje stond in de catalogus voor rond de 400 pond. Het bieden begon en op een bepaald moment stond de teller op 5000 pond. Ik zeg tegen Jacqueline: “Dat kan toch niet waar zijn?” We zijn bij 5200 pond gestopt, hij ging uiteindelijk voor iets van 8000 pond weg. Een Nederlandse onderscheiding! Maar ja, het is Queen, hè.’
Op zo’n moment zou Jaap graag aanspraak kunnen maken op een nationaal fonds dat de waarde van dit soort hedendaagse cultuurvoorwerpen inziet en bijspringt. ‘Jongens, er is een veiling van Queen. Daar zitten dingetjes bij die uit Nederland komen. Laten we kijken of we dat terug kunnen halen. Ik leg wat bij, als jullie er dan ook nog wat bij doen, dan kunnen we het kopen. Natuurlijk betaal je eigenlijk te veel, maar zo gaat dat nou eenmaal bij kunst en cultuur. Maar als je keihard onderhandelt, kan je best nog wat bereiken. Die steun mis ik. Jammer, maar het is niet anders.’

Het museum is voor iedereen toegankelijk. Voor de depotruimtes door het land (negen in totaal) geldt dat niet. Jaap brengt ons naar eentje in de buurt. Als het tl-licht aanfloept, staan rijen gitaren in het gelid. ‘Kijk, iedereen vindt zijn gitaar de belangrijkste, maar ik kan niet alles laten zien.’
Tourjacks hangen in rekken, maar wat vooral opvalt zijn de brandwerende archiefkasten. Het blijkt dat de collectie is opgedeeld in de categorieën A, B en C, en alle A-voorwerpen liggen in zo’n kluis. Dat zijn onvervangbare objecten, zoals plakboeken. ‘Ga met een band rond de tafel zitten en je krijgt vijf verschillende verhalen. Terwijl ze allemaal hetzelfde hebben meegemaakt. Maar een plakboek liegt niet. Daar staan krantenartikelen in, foto’s. En een krant liegt niet qua datum. Snap je?’
De handschoentjes gaan aan om een plexiglas kistje met een gouden oldtimer uit de kast te halen. Die gaf Mies Bouwman aan Tom Manders toen er een half miljoen singles van de Dorus-hit Twee motten werden verkocht. Maar eigenlijk wil Jaap ons de stukken hout laten zien die er bovenop liggen. Het zijn twee stoelleuningen uit het Kurhaus, overgebleven na de ravage van het Stones-concert uit 1964. ‘Mensen hebben echt geen idee wat ik de afgelopen dertig jaar verzameld heb.’

Muziek Expres
Terug in Hoek van Holland mag Jaap aan het barretje even zijn fantasie de vrije loop laten over hoe dat Nationaal Popmuseum eruit zou moeten zien. ‘Ik heb het al dertig keer in mijn hoofd gebouwd. Ik zie het als een soort winkelcentrum van de muziek. Omdat er zoveel facetten aan die cultuur zitten. Dus een catwalk van 100 meter om vol te zetten met unieke kledingstukken. Er komen hier mensen die zeggen: ik zou weleens willen drummen. Dan is daar een aparte ruimte met allemaal drumstellen, kunnen ze hun gang gaan. En als iemand wil zingen, dan kan dat ook. Eén complex, met een goede bar en een diner waar de mensen lekker kunnen eten voor een normaal bedrag. En na afloop niet 65 gulden betalen in de parkeergarage, want dan is dat goede gevoel snel verdwenen.’
‘De spullen zijn er, nu de ruimte nog. Je doet zoveel mensen een plezier, want muziek is emotie. Als dat besef nou eens doordrong’
Jaap Schut is recht voor zijn raap. Kostelijk als je een rondleiding van hem krijgt, maar in een overlegsituatie is een grote mond niet altijd een pre. ‘Ik heb heel wat deuren dicht zien slaan,’ verzucht hij als de politiek ter sprake komt. Den Haag is als beatstad de logische keus voor een groot popmuseum, maar daar liepen tot op heden alle gesprekken spaak. Hilversum dan? ‘We hadden onlangs een meeting bij Beeld & Geluid, daar zullen we ook mee gaan samenwerken. Wij willen groeien, dan zijn samenwerkingen belangrijk. We zijn een erkend museum, hebben de ANBI-status, maar moeten wel knokken. Popmuziek en politiek zijn gewoon een lastige combinatie.’
Hij grinnikt. ‘Kijk, ik spoor niet. In het kwadraat, dat weet ik ook wel. Maar als je zo’n gigantische collectie bezit, is het grootste struikelblok: wat laat ik zien? De spullen zijn er, nu de ruimte nog. Je doet zoveel mensen een plezier, want muziek is emotie. Als dat besef nou eens doordrong.’

En als dat museum er straks staat, en Jaap een stapje terugdoet? Dan is daar altijd nog de zoektocht naar zijn eigen heilige graal: de vroegste nummers van Muziek Expres. ‘Mensen bellen me geregeld: die heb ik. Zeg ik: oké, dan loop ik nu naar de auto. Over welk jaar hebben we het? Nou, begin jaren zestig. O, laat maar zitten.
Op 16 januari 1956 verscheen het eerste nummer. Onze collectie gaat terug tot mei ’57. Dus ik hoef nog maar een klein stukje. Als ik dit ooit verhuisd heb, zeg ik tegen mijn team: go for it. Ik ga naar Den Helder en bel aan bij het eerste huis. En wanneer ik in Zuid-Limburg ben aanbeland, heb ik alle zoldertjes van Nederland gezien. Die eerste nummers van Muziek Expres moeten toch ergens liggen? Dat moet! Dat is cultuur, dat is geschiedenis. Zodat ze over honderd jaar kunnen zeggen: die lul had het goed gezien. Hij is berooid gestorven, maar het erfgoed is wel gered.’
Museum RockArt en de RockArt Shop in Hoek van Holland zijn geopend van donderdag tot en met zaterdag, iedere eerste zondag van de maand en tijdens schoolvakanties op woensdag. Voor meer info: www.rockart.nl
- Joris van Gennip