Direct naar artikelinhoud

Ik kan het niet ontkennen, ik poeier veel bedelaars af

Een tijdje geleden had ik een vriendin uit Nederland op bezoek hier in Rio die me maar wreed vond tegenover bedelaars op straat. Ik poeierde ze snel af, ik bekommerde me niet om hun ellendige situatie.

Ik kan het niet ontkennen, ik zeg vaak “nee”. Geven doe ik vrijwel uitsluitend aan oudere mensen, die geen mogelijkheden meer hebben om aan inkomsten te komen. Anders is er geen beginnen aan.

Zij legde zich er morrend bij neer. Totdat we bij het buurtcafeetje van Geraldinho zaten en er een zielige straathond voorbijkwam. Ik zag haar bleek wegtrekken en besloot toe te geven. We zouden vlees voor hem kopen. Alsof ik het dagelijks deed, bestelde ik een portie rauw varkensvlees bij Geraldinho, die alsof het de normaalste zaak van de wereld was het vlees in een kommetje schepte en het me meegaf.

Ik zette het op straat en het arme beest had het binnen tien seconden op. We hadden goed werk verricht. Nog steeds vertel ik het schaterend aan mijn Braziliaanse vrienden, die het ook echt iets voor een gringo vinden om zoiets te doen.

Nee, nee en nee

Aan mijn Nederlandse vriendin moest ik denken toen ik laatst met een Braziliaanse vriendin op een terras zat en we zo ongeveer om de vijf minuten iemand aan onze tafel kregen. Nee, nee, en nee was het steeds, totdat we dan toch maar over ons genadige hart streken. De graatmagere knul in kwestie wilde geen geld maar eten. Dat is trouwens de laatste tijd vaak zo. Dat bedelaars eten vragen en geen geld, omdat ze weten dat wij denken dat ze er drugs van kopen. En daar krijg je dan ook weer gedoe mee.

Een jonge vrouw die snoepjes verkoopt op straat en die ik wel vaker had gezien, vroeg of ik in een lunchroom iets voor haar wilde kopen. “Wat dan ook”, zei ze nog. Ik besloot tot een portie pão de queijo, letterlijk kaasbrood, een bekende snack hier in Brazilië, en makkelijk mee te nemen. Toen ik wilde afrekenen voor haar, bedacht ze dat ze koffie met gebak wilde. Ik voelde me in de zeik genomen, waar was ik aan begonnen? Maar ik besloot niet toe te geven en rekende die pão de queijo af, gaf het haar en vertrok ijlings met het voornemen dit nooit meer te doen.

Terug naar die avond met die magere knul, die overigens met een bewonderenswaardig tempo van terras naar terras rende om zijn eten bij elkaar te bedelen. Hij was er bedreven in.

Hij wilde een snack van ons, iets met deeg en kaas erin, en een blikje fris. Goed, wij bestelden dat. Toen veranderde hij van voorkeur en besloot tot een zak chips. Vooruit dan maar, de bestelling gewijzigd, en na een tijdje zagen we hem in sneltreinvaart weer vertrekken. Richting het Plein van de Havensjouwers, dat bekend staat om de grote hoeveelheid daklozen en de drugs die er worden verkocht. Aan het tafeltje naast ons keken twee kerels ons meewarig en een tikje spottend aan. “Van die dingen die jullie voor hem hebben gekocht, gaat hij aan het pleintje drugs kopen”, zei er één.

“Ahaaaa”, riepen wij in koor en besloten maar om ons verlies te nemen. Wat konden we ook anders doen? Eigenlijk moeten die bedelaars ook maar zelf weten hoe ze het geld of het eten dat ze krijgen besteden, denk ik weleens. Maar het zorgt er ook voor dat je minder geneigd bent om iemand te helpen.

Uitdijende metropolen bieden een groeiend deel van de wereldbevolking onderdak. Hoe houden de mensen het daar leefbaar? Trouw-correspondenten doen wekelijks verslag uit hun eigen megastad.

Help ons door uw ervaring te delen: