Direct naar artikelinhoud

Niemand leek zich druk te maken over duurder ov

Het is al donker, hagel klettert op het bushokje, auto’s razen voorbij, maar in de verte zie je jouw bus aan komen rijden. Misschien ben je de enige passagier, maar je weet: de chauffeur zal voor jou stoppen en brengt je veilig naar je bestemming.

Zulke ervaringen met het openbaar vervoer maken, of maakten, Nederland tot een gaaf land, wat mij betreft. Je moet tot laat werken (of juist heel vroeg), je bent wezen stappen en wilt veilig naar huis (dus niet met de brommer!), je wilt een eenzame vriendin bezoeken, maar je hebt geen auto. Als dan die bus opdoemt, denk je: dat is het zorgzame Nederland waar ik trots op ben.

Dat lijkt me een collectieve ervaring, en daarom verbaasde me het gebrek aan ophef over de aanstaande bezuiniging van 110 miljoen op het ov, die met zekerheid gaat leiden tot nóg duurdere kaartjes én minder buslijnen. De Kamer debatteert er deze woensdag over, maar het debat van de week leek het niet echt te zijn.

‘Het zal me worst wezen’

Ik vond dat vreemd, totdat ik begreep dat alleen de Randstad moet bezuinigen: het ov in en rond Amsterdam, Den Haag en Rotterdam.

Dat verklaarde het gebrek aan landelijke reuring. Een columnist van De Gelderlander, Bert Luijpen, schreef: ‘Het zal me worst wezen dat het openbaar vervoer opnieuw duurder wordt’. Buiten de Randstad is onbereikbaarheid namelijk allang een feit, zonder auto ben je er ‘levend begraven’.

Ooit was dat wel anders, weet Luijpen: ‘De bus bracht je van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat van en naar het Tielse veer: dat voer toen ook nog nadat het al donker was.’ Nu moet je eerst een kilometer of twee fietsen, om überhaupt met de bus te kúnnen. Dus zal het hem ‘een rotzorg zijn’ als de stad ‘zichzelf zielig vindt’.

Het klinkt cynisch, maar wat kun je verwachten na jaren van ‘neoliberale verdunning’ zoals Amerikaanse politiek filosoof Bonnie Honig het noemt in het onlangs verschenen Publieke dingen. Neoliberaal beleid (we kennen het van twaalf jaar Mark Rutte) laat zaken waar we écht aan hechten (zoals bereikbaarheid) over aan de markt. En daar regeert zoals bekend de rendabiliteit: bussen die half leeg zitten, daar gaat een marktpartij natuurlijk niet aan beginnen.

‘Publieke dingen’

Bedrijfsmatig is dat logisch, maar zo kunnen zaken die ons collectief heel veel waard zijn (Honig spreekt van ‘publieke dingen’) wel domweg verdwijnen, zoals inderdaad die buslijnen en bushaltes in Gelderland, in Groningen of Zeeland. Precies dát waar mensen wél samen aan hechten, glijdt van de politieke agenda, alsof die halflege bus niet toch heel waardevol is, als een ‘publiek ding’ dat we hoe dan ook overeind willen houden.

En als die zorgen geen aandacht krijgen, leidt dat tot politiek cynisme, tot afhakers.

Buiten de Randstad zijn die bussen allang verdwenen

Dat NSC en BBB het opnemen voor de ov-gebruikers in de Randstad lijkt me onwaarschijnlijk: daar zit hun electoraat niet. Maar laat de oppositie dan flink lawaai maken, zodat bereikbaarheid per ov weer op de kaart staat als ‘publiek ding’, iets waar we ons samen om bekommeren. Zodat het weer lijkt alsof politiek Den Haag begrijpt wat Nederlanders bezighoudt. Zoals veilig thuiskomen na je nachtdienst. Of de bus kunnen nemen, als je hebt gedronken. Of je ouders kunnen opzoeken, zonder dat het kapitalen kost. Of de bus nemen naar het verpleeghuis, om die eenzame vriendin op te zoeken.

Leonie Breebaart is redacteur van Trouw. Ze schrijft twee keer per week een column. Lees haar columns hier terug.

Help ons door uw ervaring te delen: